De klus was niet mals, uren en uren moest hij sjouwen met houten balken, de blanke man deed niks, hij deed alles. Moe en bezweet klom hij ’s avonds weer achter in de pickup, de blanke man bracht hem terug naar de stad. Daar aangekomen kreeg hij zijn verdiende loon: vier rand! Veertig eurocent.
De tijd dat zwarte mensen in Zuid-Afrika zich zulke dingen laten aanleunen is sinds Mandela al aardig verleden tijd. Ondanks al zijn aandringen om meer te betalen bleef de blanke man stug weigeren. Veertig rand en geen cent meer! Ten einde raad sprong de zwarte man weer in de laadbak en zei dat hij er niet uit zou gaan voordat hij meer geld had gekregen.
De blanke springt woedend in zijn wagen en rijdt in volle vaart naar huis. Hij opent het hek (in Zuid-Afrika zijn alle huizen van blanken omgeven met een stevig hekwerk en vaak ook met schrikdraad), rijdt naar binnen, en doet het hek op slot. Vervolgens roept hij zijn hond en hitst hem op de zwarte man te pakken, wat de hond met verve deed. De man wordt ongenadig toegetakeld maar weet, gewond en wel te ontsnappen.
Peter, bij wie ik in huis woonde, vertelde me dit verhaal. Nog diezelfde avond had hij contact met het slachtoffer. Hij explodeerde toen hij hoorde wat er gebeurd was, toog op hoge poten met de zwarte man naar het politiebureau en deed aangifte. Gelukkig wist het slachtoffer precies te vertellen waar de blanke man woonde. De afloop van het verhaal ken ik niet maar de politie heeft bezworen dat de man binnen enkele dagen zou worden opgepakt en vastgezet. Ongetwijfeld zou hij voor de rechter moeten verschijnen en worden veroordeeld. Vóór de tijd van Mandela zou dat zeker niet gebeurd zijn, verzekerde Peter me...
Dit kan dus kennelijk gebeuren in een land waar een systeem heeft bestaan waarin de een de ander niet ziet als zijn gelijke. Waar blanken op zwarte medeburgers neerkeken en logischerwijs die laatsten opkeken naar blanken. Apartheid bestaat niet meer. Je kunt het systeem wel afschaffen, de in eeuwen ingesleten mentaliteit heeft langer nodig om te verdwijnen...
Ik ga nu even met een flinke bocht terug naar huis, naar onze maatschappij. Mensen zijn gelijk, daar is geen twijfel over mogelijk. Het maakt niet uit welke kleur, welk ras, welk geloof, rijk of arm, mensen zijn gelijk. Dat klinkt logisch maar de vraag is of iedereen dat ook werkelijk vindt. Nog steeds zie je om je heen hoe de een opkijkt naar de ander. Of neerkijkt op de ander. Het gebeurt nog te vaak. Iemand met een kast van een huis, een Jaguar voor de deur, een veelverdienende directeur van een telecombedrijf, jeetje die is toch wel erg belangrijk! Het punt is dat die man geen spat belangrijker is dan iemand met een tweedehands Toyota Corolla, een job in een magazijn van een drogisterijgroothandel en een twintig-onder-een-kap-huis.
In een gesprek over dit probleem zeg ik wel eens: we zetten tien naakte mannen op een rij en dan moet jij aanwijzen wie de directeur van Philips is. Dat red je niet! Het zogenaamde onderscheid tussen ons is slechts buitenkant. Intelligentie is aangeboren, dat is vooral geen verdienste. Ook het vermogen om ver te komen, kracht, volharding, het is niet iedereen gegeven. Maar maakt het gebrek eraan ons minder? Of het bezit ervan ons meer?
Je kunt pas in vrede met jezelf en de wereld leven als je de wetenschap voluit omarmt dat we gelijk zijn. Heb respect voor mensen, voor iedereen, niemand uitgezonderd. Of nog mooier: houd van ze. Maar doe het jezelf en anderen niet aan om tegen iemand op te kijken of neer te kijken. Die houding heeft hele samenlevingen ontwricht en individuen diep ongelukkig gemaakt. Iedereen is gelijk, dat is ons geluk...
Uit het boek: Wie heeft ons in godsnaam geleerd dat regen slecht weer is?